
Regionale ontwikkeling en het einde van de Europese Unie
De Europese Unie lijkt in een existentiële crisis te zijn beland. Niet alleen vanuit geopolitiek oogpunt, waar zij tot een speelbal is verworden in het machtsspel tussen China en de Verenigde Staten, maar veel meer nog intern. Jarenlang vormden de Europese structuur- en investeringsfondsen het fundament onder verdere Europese integratie.
Met name het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds stimuleerden jarenlang regio’s met verschillende programma’s, waar vooral termen als “efficiëntie”, “rechtvaardigheid” en “competitie” stuivertje wisselden al naar gelang de uitdagingen waarin de Europese Unie zich bevond. Doel was echter altijd om de gemeenschappelijke Europese Unie (economisch) sterker te maken en verschillen tussen regio’s op te heffen.
De laatste jaren verschuift de aandacht echter meer en meer van een gemeenschappelijk Europees doel naar een wirwar van nationale en regionale belangen. Zo werd met stoom en kokend water voor maar liefst 650 miljard een coronaherstelfonds opgetuigd met geleend geld, met als doel EU landen te helpen een transitie te maken, die zij zelf min of meer konden bepalen.
Hetzelfde lijkt nu te gebeuren in alle onderhandelingen over het nieuwe ‘meerjarige financiële framework’. Idee voor de periode na 2027 is (zoals altijd) het harmoniseren van de verschillende geldstromen en in het bijzonder de structuurfondsen. Hierbij wordt nadrukkelijk gesteld dat Europese geldstromen moeten aansluiten bij nationale en regionale prioriteiten.
Op het eerste gezicht is dit natuurlijk prachtig. Wie weet nou beter waar een regio behoefte aan heeft dan de mensen in de regio? Maar aan de andere kant leidt het steeds verder loskoppelen van een gezamenlijk doel van de Europese Unie (als geheel sterker en inclusiever worden) uiteindelijk tot de droom van Marine Le Pen: “Een Europa van naties”.
Blog: dr. Peter Meister-Broekema, Lectoraat Leefomgeving in Transitie Hanzehogeschool